Wie is de schrijver van de handgeschreven tekst?
Zijn de bewuste teksten door één en dezelfde persoon geschreven? Zijn de verschillende brieven afkomstig van dezelfde schrijver? Wie is de afzender van de brief met onbekende afkomst?
Het Nationaal Forensisch Onderzoeksbureau verricht vergelijkend handschrift onderzoek met als doel antwoord te geven op de vraag wie de schrijver is van een bepaald stuk tekst. Het kan in deze gaan om bijvoorbeeld handgeschreven brieven, aantekeningen in personeelsdossiers of notities.
Om een onderzoek te kunnen instellen is referentiemateriaal benodigd van degene die verdacht wordt van het schrijven van de betwiste tekst. Het referentiemateriaal bestaat in de regel uit aantekeningen, handgeschreven brieven en/of notities die door de betreffende persoon zijn vervaardigd buiten de context van de zaak. Indien noodzakelijk kan een schrijfproef worden afgenomen van een persoon.
Voorbeeld casus:
Mevrouw Jansen ontvangt regelmatig handgeschreven brieven van een onbekende afzender. Mevrouw Jansen acht de inhoud van deze brieven niet wenselijk en wil achterhalen wie de afzender is van de brieven. Mevrouw Jansen vermoedt dat haar oude vriendin hiervoor verantwoordelijk is.
Mevrouw Jansen benadert de forensisch adviseur van het NFO en legt de casus uit. Gedurende het gesprek geeft mevrouw Jansen aan te beschikken over brieven en kaartjes die stammen uit de periode dat zij nog vriendschappelijk met haar vriendin omging.
De handgeschreven brieven worden door de handschriftdeskundige vergeleken met de brieven en kaartjes uit het verleden. Op basis van het vergelijkend handschrift onderzoek concludeert de handschriftdeskundige dat de aangeboden documenten zijn geschreven door één en dezelfde persoon.
Procedure:
Wanneer u een onderzoek wenst aan te vragen kunt u contact opnemen met de forensisch adviseur. De adviseur bespreekt met u de mogelijkheden en verschaft u voorafgaand aan het onderzoek inzicht in de kosten. De levertijd voor een deskundigenrapportage, die u kunt gebruiken als bewijsmateriaal in civiel- of strafrechtelijke procedures, bedraagt ongeveer twee weken.